maandag 22 december 2008

Videocolleges op internet

UTRECHT - De Universiteit Utrecht zet vanaf volgend jaar video-opnames van colleges op internet.
De colleges zijn in eerste instantie alleen beschikbaar voor studenten, maar een deel zal later ook voor iedereen te bekijken zijn.

Lees het hele bericht op http://www.ad.nl/utrecht/stad/2842857/Universiteit_zet_colleges_online.html

Of de informatie in het Universiteitsblad:
http://www.ublad.uu.nl/WebObjects/UOL.woa/2/wa/Nieuws?id=1034595

dinsdag 2 december 2008

Onderwijsradio

Een mooi voorbeeld hoe je met eenvoudige middelen een online onderwijsradio kunt opzetten. De interviews van ongeveer 20 minuten zijn te beluisteren als mp3. Dat betekent dat je ze rustig op je computer of mobiele apparaat kunt opslaan en afspelen.

Een goed idee voor LIC (innovatieprojecten) of Avans (MJB-projecten) om op een andere manier bekendheid te geven aan de dingen die we doen.

Wie doet er mee?!

Kijk naar het voorbeeld:
www.onderwijsradio.nl

Leraren ontwikkelen digitaal lesmateriaal

Den Haag, 2 dec. Leraren moeten straks op internet lesmateriaal kunnen vinden dat door henzelf en collega's is gemaakt. Elke leraar moet kunnen bijdragen aan lesboeken, die gratis te gebruiken zijn.

Minister Plasterk gaat geld steken in de ontwikkeling van deze open leermiddelen. ..

Voor het hele artikel in de NRC zie:
http://www.nrc.nl/binnenland/article2080057.ece/Leraren_ontwikkelen_digitaal_lesmateriaal

maandag 1 december 2008

Leerobjecten in de praktijk (Vervolg 2)

Het vierde deel met de titel "De omvang van leerobjecten" is geschreven door Schoonenboom (2006) en gaat over de vraag hoe men bij het ontwikkelen de omvang van leerobjecten kan bepalen. Er worden drie stappen beschreven die ontwikkelaars kunnen doorlopen bij het bepalen van de omvang (p.15): "Stap 1 is de keuze die ontwikkelaars kunnen maken tussen het ontwikkelen van leerobjecten in de vorm van geintegreerde leereenheden of in de vorm van losse leeractiviteiten en losse hulpmiddelen. De keuze voor het ontwikkelen van geintegreerde leereenheden is mogelijk wanneer aan een viertal voorwaarden wordt voldaan".

Twee voorwaarden hebben te maken met het gebruik van hetzelfde, gezamenlijke didactisch model. De twee andere voorwaarden hebben betrekking op het arrangeren van leerobjecten (p.12). Zo wordt het niet als de taak van de docent gezien om zelf grotere leereenheden samen te stellen uit leeractiviteiten en hulpmiddelen en wordt het niet als taak van de student gezien om zelf te zoeken naar hulpmiddelen en/of leeractiviteiten ter invulling of samenstelling van hun leereenheden: "Het arrangeren van leeractiviteiten en hulpmiddelen tot leereenheden is een taak die door verschillende actoren kan worden uitgevoerd. Binnen een geintegreerde leereenheid wordt deze taak binnen het leerobject geplaatst en door de ontwikkelaar van het leerobject uitgevoerd. Men kan er ook voor kiezen om deze taak te laten uitvoeren door degene die traditioneel deze taak meestal uitvoert, de docent. In dat geval zal men niet werken met geintegreerde leereenheden, maar met losse leeractiviteiten en hulpmiddelen, die door de docent naar eigen inzicht gearrangeerd kunnen worden tot leereenheden. Een andere actor die losse leeractiviteiten en hulpmiddelen zou kunnen integreren tot leereenheden is de student. Dit ligt bijv. voor de hand in didactische benaderingen waarbij studenten zelf op zoek moeten gaan naar passend onderwijsmateriaal".

"De keuze in stap 1 heeft gevolgen voor stap 2 waarin orientatie op de omvang en structuur van de leerobjecten plaatsvindt. Hierbij geldt dat geintegreerde leereenheden omvangrijk zijn, terwijl losse leeractiviteiten en hulpmiddelen kleiner in omvang zijn en hun omvang is ook heel variabel. In stap 3 bepalen ontwikkelaars de omvang van hun leerobjecten. Ze kunnen daarbij gebruik maken van het principe van gezamenlijk gebruik, dat luidt: een leerobject is zo groot mogelijk. Onderdelen die altijd gezamenlijk gebruikt worden, worden binnen het leerobject gehouden. Alleen wanneer te verwachten valt dat onderdelen los gebruikt zullen worden, worden die onderdelen als aparte leerobjecten ontwikkeld" (p.15).

Kortom het artikel biedt ons een paar concrete aanknopingspunten op het gebied van het arrangeren van de leerobjecten.

Leerobjecten in de praktijk (Vervolg)

In het derde deel van de reeks "Leerobjecten in de praktijk" getiteld "Onderwijsmodellen" (Poortman & Sloep, 2006) staan de mogelijkheden voor een opleiding of instelling om leerobjecten die elders zijn ontwikkeld in het eigen onderwijs in te zetten centraal. De inzetbaarheid van leerobjecten in een andere opleiding kan door de ingebouwde didactiek bemoeilijkt worden. Soms moeten leerobjecten omgewerkt worden om ze geschikt te maken voor de doelen van de opleiding. Dan komt ook de motivatie (en beschikbare tijd) van docenten om de hoek kijken. Op basis van een case-study doen Poortman en Sloep (2006, p.19) de volgende uitspraken: "De mate waarin een complex leerobject volgens een didactische structuur kan worden aangepast is een belangrijk criterium voor hergebruik. Deze aanpassingen kunnen zowel de content van het leerobject zelf betreffen als de diactische structuur. De mate waarin een complex leerobject volgens een didactische structuur aansluit bij reeds gebruikte (lopende)studieonderdelen is een belangrijk criterium voor hergebruik. Deze aansluiting kan zowel inhoud als niveau betreffen. De manier waarop een leerobject wordt geintroduceerd en de wijze waarop de betekenis van het leerobject wordt verwoord, kan in hoge mate bijdragen aan de motivatie van docenten tot hergebruik. Kortom: het ideale leerobject volgens een didactische structuur is op maat te knippen, op niveau aan te sluiten, overal en altijd toegankelijk. Al deze voorwaarden dienen bovendien duidelijk (verwoord) te zijn alvorens het leerobject gebruikt wordt". Daarnaast worden een aantal richtlijnen voor hergebruik van complexe leerobjecten gegeven. Met een aantal van deze richtlijnen moet al rekening gehouden worden bij het ontwerpen van de leerobjecten.