maandag 1 december 2008

Leerobjecten in de praktijk (Vervolg 2)

Het vierde deel met de titel "De omvang van leerobjecten" is geschreven door Schoonenboom (2006) en gaat over de vraag hoe men bij het ontwikkelen de omvang van leerobjecten kan bepalen. Er worden drie stappen beschreven die ontwikkelaars kunnen doorlopen bij het bepalen van de omvang (p.15): "Stap 1 is de keuze die ontwikkelaars kunnen maken tussen het ontwikkelen van leerobjecten in de vorm van geintegreerde leereenheden of in de vorm van losse leeractiviteiten en losse hulpmiddelen. De keuze voor het ontwikkelen van geintegreerde leereenheden is mogelijk wanneer aan een viertal voorwaarden wordt voldaan".

Twee voorwaarden hebben te maken met het gebruik van hetzelfde, gezamenlijke didactisch model. De twee andere voorwaarden hebben betrekking op het arrangeren van leerobjecten (p.12). Zo wordt het niet als de taak van de docent gezien om zelf grotere leereenheden samen te stellen uit leeractiviteiten en hulpmiddelen en wordt het niet als taak van de student gezien om zelf te zoeken naar hulpmiddelen en/of leeractiviteiten ter invulling of samenstelling van hun leereenheden: "Het arrangeren van leeractiviteiten en hulpmiddelen tot leereenheden is een taak die door verschillende actoren kan worden uitgevoerd. Binnen een geintegreerde leereenheid wordt deze taak binnen het leerobject geplaatst en door de ontwikkelaar van het leerobject uitgevoerd. Men kan er ook voor kiezen om deze taak te laten uitvoeren door degene die traditioneel deze taak meestal uitvoert, de docent. In dat geval zal men niet werken met geintegreerde leereenheden, maar met losse leeractiviteiten en hulpmiddelen, die door de docent naar eigen inzicht gearrangeerd kunnen worden tot leereenheden. Een andere actor die losse leeractiviteiten en hulpmiddelen zou kunnen integreren tot leereenheden is de student. Dit ligt bijv. voor de hand in didactische benaderingen waarbij studenten zelf op zoek moeten gaan naar passend onderwijsmateriaal".

"De keuze in stap 1 heeft gevolgen voor stap 2 waarin orientatie op de omvang en structuur van de leerobjecten plaatsvindt. Hierbij geldt dat geintegreerde leereenheden omvangrijk zijn, terwijl losse leeractiviteiten en hulpmiddelen kleiner in omvang zijn en hun omvang is ook heel variabel. In stap 3 bepalen ontwikkelaars de omvang van hun leerobjecten. Ze kunnen daarbij gebruik maken van het principe van gezamenlijk gebruik, dat luidt: een leerobject is zo groot mogelijk. Onderdelen die altijd gezamenlijk gebruikt worden, worden binnen het leerobject gehouden. Alleen wanneer te verwachten valt dat onderdelen los gebruikt zullen worden, worden die onderdelen als aparte leerobjecten ontwikkeld" (p.15).

Kortom het artikel biedt ons een paar concrete aanknopingspunten op het gebied van het arrangeren van de leerobjecten.

Geen opmerkingen: